ZonMw vroeg Van de Bunt Adviseurs om het programma Academische Werkplaatsen Jeugd te monitoren. Binnen elk van de zes Academische Werkplaatsen Jeugd is een kennisinfrastructuur ingericht met partnerorganisaties vanuit beleid, onderzoek, opleiding en praktijk, en werd praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd voor de jeugdsector.
Om de voortgang van de deelprojecten in de werkplaatsen gestandaardiseerd te kunnen monitoren, om te beoordelen of de doelstellingen van het programma Academische Werkplaatsen Jeugd worden behaald én om de coördinatoren van de werkplaatsen handvatten te bieden voor de verdere ontwikkeling is begin 2012 een evaluatie-instrument ontwikkeld. Het instrument is ontwikkeld in een dialoog tussen de programmacommissie en de coördinatoren van de verschillende werkplaatsen.
In 2012 en in 2014 heeft Van de Bunt tussentijdse evaluaties uitgevoerd. De resultaten zijn vastgelegd in een tweetal rapporten. De conclusies en aanbevelingen leidden tot aanwijzingen van de programmacommissie voor individuele academische werkplaatsen en tot bijstellingen in het programma.
Na afloop van het programma Academische Werkplaatsen Jeugd heeft Van de Bunt een eindevaluatie uitgevoerd. Het eindrapport van september 2017 is hier te downloaden.
In het vervolgprogramma van ZonMw, Academische Werkplaatsen Transformatie Jeugd, werken twaalf werkplaatsen aan vragen van gemeenten en praktijkorganisaties bij het realiseren van de transformatiedoelen. In 2020 wordt dat programma geëvalueerd. Van de Bunt begeleidt de vertegenwoordigers van de werkplaatsen in hun zelfevaluatie.
Van de Bunt staat een veranderkundige aanpak van evalueren voor. De betrokkenen zijn daarin meer dan een informatiebron voor de onderzoekers. Al tijdens het evaluatieonderzoek worden betrokkenen met elkaar in gesprek gebracht over de evaluatievragen. Informatie en (de zich ontwikkelende) inzichten worden al tijdens het uitvoeren van het evaluatieonderzoek door de onderzoekers in de gesprekken ingebracht. Het is onze ervaring dat betrokkenen hierdoor ruim voor het verschijnen van het eindrapport een beeld hebben van de antwoorden op de evaluatievragen en dat die beelden door de betrokkenen meer gedeeld zijn. Dat maakt dat betrokkenen na het verschijnen van het eindrapport gemakkelijker met elkaar tot vervolgstappen komen.